Geluidskunstenares Esther Venrooy brengt op de Gentse Museumnacht, nu donderdag 28 november, een exclusieve compositie gemaakt voor Game Boy, de draagbare spelcomputer van Nintendo uit 1989. Op de filmzolder van het Huis van Alijn kan u haar installatie niet alleen beluisteren, maar ook voelen. Neem plaats op een van de bankjes en voel hoe de muziek versterkt wordt door de bankjes die als klankkast fungeren.
Iedereen kent de Game Boy, maar wist u ook dat u er muziek mee kan maken? Hoe werkt dat precies, componeren met een Game Boy? We vroegen het aan Venrooy, voor wie de Game Boy al lang geen geheimen meer heeft: “Eind jaren 90 ontwikkelde een Duitse student, ene Oliver Wittchow, een eenvoudige sequencer die je net zoals een Tetris-cartridge in de Game Boy kon pluggen. Hij noemde die tracking software – zoals een programma om muziek te maken heet – Nanoloop. Door de Game Boy te bedienen zoals je zou doen wanneer je een spel speelt, kan je muziek programmeren. De cartridge maakt dus gebruik van de chip in de Game Boy.”
Venrooy leerde Game Boy muziek kennen via enkele muzikanten die eind jaren 90 experimenteerden met programma’s als Nanoloop, onder andere Felix Kubin en Alec Empire. “Ik was meteen verkocht en ging op zoek naar 2 Game Boys. Prompt bestelde ik 2 exemplaren van Nanoloop erbovenop. Mijn eerste concerten waren met die Game Boys. Ik stak de Game Boys elk op een kanaal van mijn mengtafel om ze dan live te mixen met ander werk. Mijn eerste release was met Game Boys.” Wat is er zo bijzonder aan het geluid dat de Game Boy kan voortbrengen? “Ik ben altijd al gefascineerd geweest door lofi- geluiden, statische geluiden, radiogolven, juist omdat die niet high definition zijn. Er is tegenwoordig een soort obsessie met perfect geluid: alles moet beter klinken. Ik vind het juist interessant om te werken met ‘slechter’ materiaal, van lagere kwaliteit dus. Voor mij zit daar meer rijkdom in. Een andere uitdaging zit hem in het feit dat de Game Boy chip heel beperkt is. Je kan er eigenlijk niet zo heel veel mee doen. Je hebt een aantal functies zoals een noise, rectangular en 4-bit wave generator. Daarmee moet je aan de slag. Die beperking die je jezelf oplegt, vind ik heel boeiend. Voor de compositie in het Huis van Alijn heb ik alle klanken zelf gegenereerd. Je hoort dus alleen maar Game Boy geluiden.” Het genereren van de klanken gebeurt door de Game Boy te bedienen alsof je een spelletje speelt. “Klopt. Maar je speelt met een matrix. Je hebt 4 bij 4 vakjes die werken waarin je klanken kan plaatsen. Nanoloop werkt zoals een sequencer en maakt gebruik van de standaard sound chip van de Game Boy.”
Alle games voor de Game Boy maken gebruik van een gelijkaardige chip, die in recentere modellen iets geavanceerder zijn, maar hetzelfde principe gebruiken. Is die chip aanvankelijk ontworpen met de bedoeling er ooit muziek mee te kunnen maken? “De ambitie van de meeste innovaties is, denk ik, dat er een zekere DIY-factor in zit, do it yourself. Je voelt dat veel technologie van toen ontworpen leek met een soort open einde. De idee dat er in de toekomst andere mogelijkheden uit zouden kunnen ontstaan. Technologie moest toen toegankelijk zijn en dat creatieve aspect zat er gewoon in, althans dat is mijn gevoel.”
Eenmaal de compositie klaar is, moeten we die nog versterken. Hiervoor gebruik je zogenaamde transducers. “Dat is dan weer een andere technologie. Transducers zijn kleine apparaten die een vorm van energie omzetten in een andere vorm. Voor deze installatie zetten de transducers het geluid om en de bankjes fungeren als een klankkast. Toen ik in het begin ruimtelijk werk maakte vond ik het vervelend om steeds op speakers te moeten kijken. Vaak zijn die visueel erg dominant. Bovendien weet je meteen waar het geluid vandaan komt, het is een beetje een weggever. Ik vind het leuker om een directer contact te hebben met klank, zonder eigenlijke drager. Ik wil contact met het geluid en niet noodzakelijk met een speaker, zeg maar. Geluidstechnicus en componist, Johan Vandemaele bracht me op het idee om transducers te gebruiken. Wanneer de cilinders van de transducers een vlak raken, resoneert dat vlak. Het vlak wordt als het ware de speaker. Zet je die bijvoorbeeld op een muur dan komt het geluid uit de muur. Hierdoor heb je een zeer fysiek contact. Voor deze installatie komt de klank via de bankjes.” De bankjes zijn in hout, maar je had net zo goed andere materialen kunnen gebruiken. “Ja, zodra je de transducer verplaatst op een ander vlak, uit een ander materiaal, verandert de klank. Het ambachtelijke aspect van geluid maken is hier sterk aanwezig: je kan echt van alles uitproberen. Voor geluid werken ze bijvoorbeeld ook erg goed op glas, marmer en steen. Het gaat hier vooral over ruimte en dat vind ik er net zo leuk aan. Ik probeer steeds auditieve en ruimtelijke ingrepen te doen. Binnen dat kader kan ik trouwens iedereen aanraden om eens een bezoekje te brengen aan de Soundfactory in Brugge, hetKlankenbos in Neerpelt en Klinkende Stad van het Festival van Vlaanderen in Kortrijk, waar schitterende klankinstallaties in de ruimte te horen en te zien zijn.” Door de transducers te gebruiken kan je de muziek niet alleen horen, maar ook voelen. De bankjes trillen op het ritme van de muziek. Doven of slechthorenden kunnen op die manier eveneens van je muziek genieten: “Ja en daar ben ik natuurlijk ergblij om. De installatie is ook voor hen een uitdaging – een emotionele, intellectuele én fysieke uitdaging.”
Heb je tips voor de bezoekers van de filmzolder op de Museumnacht? “Naargelang waar en hoe je binnenkomt zullen de geluiden anders op je afkomen. Loop dus wat rond in de zolder, laat de geluiden rustig op je afkomen. Ga op een bankje zitten, verzet je even. Voel en hoor hoe de muziek verandert.”