Eind jaren 1970 bevond het gebouw van de coöperatieve Vooruit zich in een bouwvallige staat. Ondanks een roemrijk verleden was het verworden tot een statig symbool van vergane glorie. De afbraak dreigde, maar enkele bevlogen jongeren konden in 1982 het tij keren en maakten er in een handomdraai een bloeiende cultuurtempel van. We spraken met Rik Vandecaveye, een van de eerste initiatiefnemers van wat we vandaag kennen als het kunstencentrum Vooruit.
Toen Vandecaveye samen met zijn kompanen groen licht kreeg van de coöperatieve om in het gebouw culturele activiteiten te organiseren, was de staat van verkrotting vergevorderd. Het regende binnen langs alle kanten en in het café vlogen tientallen duiven vrij rond. “De erbarmelijke toestand van het gebouw inspireerde mijn collega Peter Van den Eede tot de gevleugelde woorden dat de moderne dans in Vlaanderen ontstaan is in de Vooruit door venijnige vlooienbeten. De beten en het daaropvolgende krabben, zouden de dansers hebben aangezet tot de bewegingen die nu de wereld veroveren.”
In 1981 organiseerde Proka, een centrum voor artistieke vernieuwing, een tentoonstelling over het Vooruit-gebouw in de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten met de bedoeling de architecturale waarde van het gebouw onder de aandacht te brengen. Het inspireerde de latere oprichters van het kunstencentrum, die naar de coöperatie stapten met de vraag om het gebouw te mogen gebruiken voor hun grootse plannen: “Begin jaren 80 was het klimaat in de stad Gent absoluut niet cultuurvriendelijk. Er was amper een goede infrastructuur om cultuur te beleven. Eind jaren 70, begin jaren 80 was er nochtans een kwalitatief hoogstaand aanbod, zowel op vlak van theater, dans of rockconcerten. Soms deden die groepen ook Gent aan en traden op in de Zwarte Zaal van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in de Academiestraat. Er kwamen daar fantastische gezelschappen naar toe, maar dat bleef een klein, onderkomen zaaltje. Er was wel degelijk een serieuze drive in de stad, een gretige cultuurhonger. Alleen, er was een schrijnend gebrek aan infrastructuur. Dat tekort wilden wij opvullen met de Vooruit.”
In 1982 richtten Vandevaveye en enkele gelijkgestemden de vzw ‘Socio-cultureel Centrum Vooruit’op. De coöperatie gaf de jongeren een kans, ondanks de economisch zeer onzekere tijden: “Het was zeer zware crisis! Veel afgestudeerden bleven hangen in Gent en hadden veel tijd. Tegelijk was er die gezonde drang naar cultuurbeleving. Wij bleven niet bij de pakken zitten en vatten de koe bij de hoorns. De crisis deed bij ons een nooit eerder gezien ondernemingsschap ontstaan. Vanuit die progressieve en kunstminnende sfeer binnen onze groep zijn we dan op zoek gegaan naar een plek die de onze kon zijn. We kwamen al snel uit op de Vooruit. Op dat moment leek het gebouw wel een symbolische weergave van hoe de verzuilde maatschappij op zijn einde liep. Vroeger werd je geboren binnen een bepaalde zuil, de socialistische, de katholieke of de liberale. Werkelijk alles werd voor jou geregeld, vanaf de wieg tot aan het graf, ook je vrije tijd en cultuurbeleving. Eind jaren 50 begon de verzuiling langzaamaan te verbrokkelen. De coöperatie had daar geen antwoord op en boerde achteruit, net als hun gebouw, ondanks het glorieuze verleden. Dat verleden kon je natuurlijk niet naast je neerleggen. Met die ingesteldheid zijn wij naar de eigenaars gestapt en hebben wij ons plan voorgelegd. Raar maar waar zijn die daar op ingegaan, zij het met een grote terughoudendheid.”
Crisis of niet, het centrum moest er komen. Improviseren was dan ook essentieel: “De jaren 80 werden overschaduwd door de crisis, maar onze houding kadert binnen de post-mei 68-sfeer: alles was mogelijk, er moest verandering komen, koste wat het kost en moeilijk lukt ook. Het was ondernemen met de ingesteldheid van de krakersbeweging. Ingaan tegen de gevestigde orde hebben wij net niet gedaan, maar het scheelde niet veel. Elke vorm van sociale wetgeving, bijvoorbeeld, lapten wij aan onze laars. Iedereen die van ons hoorde, kwam meehelpen, zonder dat wij ons ooit afvroegen of wij die nu moesten inschrijven of niet. Bijna iedereen dopte toch!” De eigenaars geven groen licht en in het weekend van 17, 18 en 19 september 1982 opent de Vooruit opnieuw de deuren. Er waren optredens, rondleidingen met speleologenhelm, theater en zelfs een seniorenbal. De heropening was een gigantisch succes: er waren duizenden bezoekers en de pers was massaal aanwezig. “We hadden een compromis met de eigenaars op 1 april. Nauwelijks 5 maanden later gingen we open. In die tijd is er letterlijk een leger jonge gasten neergestreken in de Vooruit. Iedereen hielp mee. Op de duur zorgden we daar ’s avonds voor eten. Sommigen kookten thuis en kwamen het in de Vooruit opwarmen. Het ging er allemaal zeer familiaal aan toe, er heerste een onwaarschijnlijke gezelligheid. De eerste momenten werd de Vooruit echt gedragen door het publieke succes, de grote opkomst en vooral de drankomzet. We hadden een gigantisch café, dat zat iedere avond afgeladen vol. Plus we trokken ons niet aan of een goede barman ingeschreven was of niet (lacht). Die originele mix van crisis, een nieuw ondernemingsschap en malfoutisme was zeer belangrijk.”
Was het eigenlijk vanaf de start de bedoeling een project op lange termijn uit de grond te stampen? “Absoluut”, zegt Vandecaveye, “maar dan zonder een echt businessplan. We waren allemaal rond de 25. Eigenlijk hadden we wel een businessplan maar dat paste op een bierviltje. We hadden nagenoeg alles veel te laag ingeschat. Achteraf gezien viel dat wel mee, want de kosten waren veel hoger dan ingeschat, maar hetzelfde gold voor de inkomsten. We zijn hoe dan ook begonnen met zeer veel goesting. Met een attitude van ‘we gaan eens een café opendoen en lukt het niet dan doen we hem weer toe’. Alles zat eigenlijk mee: het was een initiatief op het juiste moment, op de juiste plek, in de juiste context. Onze opening was een belangrijk moment voor de stad Gent. In alle bescheidenheid: we hebben echt wel iets in gang gestoken.” Op artistiek vlak opende de Vooruit de blik van de toeschouwers op nieuwe, nooit eerder geziene horizonten: “De Vooruit was vanaf het begin een plek waar je kunstvormen kon leren kennen. Een hele hoop kunstenaars, performers, gezelschappen startten hun carrière in de Vooruit. Jan Fabre bijvoorbeeld. De hele stal van het theaterbureau Schaamte, dat geleid werd door Paul Schyvens die nu de Roma in Antwerpen runt. Bij Schaamte zat Jan Decleir, die begonnen was bij de Internationale Nieuwe Scène waar hij naam had gemaakt in de jaren 70 met Dario Fo’s Mistero Buffo. Er was ook Radijs, ongelofelijk figurentheater met Dirk Pauwels en Josse De Pauw. Of Anne Teresa De Keersmaeker en Tom Lanoye, die eigenlijk begon als een performer. En natuurlijk het fameuze Epigonentheater van Jan Lauwers. Enfin, allemaal mensen met een nieuwe taal, van eigen bodem maar ook uit het buitenland. Heel die generatie vond in de Vooruit een plek om hun ding te doen.”
Ook concerten waren zeer belangrijk voor de Vooruit, niet alleen financieel maar zeker ook artistiek: “Van in het begin hebben we samengewerkt met Herman Schueremans en Kris Verleyen. Niet te onderschatten want de Vooruit ging prat op zijn hoog rock ‘n’ roll gehalte. Rock en het nachtleven gingen uiteraard goed samen. U mag niet vergeten dat we in het begin helemaal niet gesubsidieerd werden. Er moest veel volk komen en consumeren! Door de aard van het gebouw konden we allerlei groepen en activiteiten ontvangen en organiseren. Wij hadden 2 zaaltjes waar we van 4u in de namiddag tot bijna middernacht de ene groep na de andere hun gang konden laten gaan. Daardoor werd de Vooruit een geweldige ontmoetingsplek, iedereen sprak daar af. Het café draaide heel goed en een groot deel van de aanwezigen was met iets creatiefs of artistieks bezig.”
De Vooruit droeg zijn politieke onafhankelijkheid hoog in het vaandel, maar in welke mate woog het politieke verleden van het gebouw door in de nieuwe werking? “Voor de nieuwe generatie was dat verleden oudmodisch, echt passé. Bij ons was er één belangrijke rode draad in onze werking, namelijk het progressieve. Communist, maoist, groen of sociaal-democraat maakte ons niet uit, die vonden elkaar wel. Wij wilden zeker niet partij-socialistisch zijn. In die zin hebben wij ons afgezet tegen die brede socialistische beweging die tevens eigenaar van het gebouw was. Wij wilden geen klein, smal etiket. Wij wilden progressief zijn, dat stond trouwens ook in den beginne op onze titulatuur “Progressief Socio-cultureel Centrum”. Onafhankelijkheid boven alles. Voor Vandecaveye en zijn makkers was dit het allerbelangrijkste: “Onze situatie toen was perfect vergelijkbaar met wat er zich heeft afgespeeld met de krant De Morgen, vroeger Vooruit en de Volksgazet, samen De Morgen. Die krant was eveneens eigendom van de socialistische partij. Die krant vonden wij oubollig, zeker wanneer allerhande politici een edito schreven. Wij verzetten ons daar tegen. En toen, plots, is uit het niets Paul Goossens opgedoken die er een progressieve krant van heeft gemaakt. Goossens, een studentenleider uit het katholieke Leuven nota bene, had voor zijn redactie absolute onafhankelijkheid kunnen bedingen waardoor de eigenaar nooit kon ingrijpen op de inhoud van de krant. Wij hebben een gelijkaardige afspraak gemaakt met de eigenaars van het gebouw de Vooruit. Er was een regeling, een soort erfpacht. Ik heb al een paar keer dit verhaal verteld, maar in oktober 1982 waren het gemeenteraadsverkiezingen, vlak na onze opening dus. Plots stonden er een paar bestelwagens voor de deur, uitgestuurd door de partij met de bedoeling onze gevel vol te plakken met verkiezingsaffiches, zoals gebruikelijk was sinds meer dan 70 jaar. Daar hebben wij een stokje voorgestoken. De Vooruit was voortaan van ons. Het was een symbolische maar belangrijke clash. Erik Temmerman was bij ons diegene die het dossier heeft open gewrikt. Erik is de zoon van Gilbert Temmerman, die later burgemeester is geworden maar op dat moment volksvertegenwoordiger en de grote man van de socialistische beweging in Gent. Die twee stonden toen pal tegenover elkaar, een grote clash tussen generaties kan je je niet voorstellen. De vader zei affiches, de zoon geen affiches. Toen heeft de vader zijn verstand gebruikt en gedacht dat wij misschien wel eens gelijk zouden kunnen hebben. De rol van Gilbert Temmerman is niet te onderschatten. Hij was zonder meer een ruimdenkend mens.”
In de beginjaren draaide de Vooruit puur op zijn eigen inkomsten. Hoe ging dat precies? “De Vooruit was zelfbedruipend. Een voorbeeld: ik ben een van de prille initiatiefnemers en door het feit dat ik tijdelijk werk had – vaste contracten waren zeldzaam in die tijd – behoorde ik tot een groep die gedurende meer dan 5 jaar in de Vooruit heeft gewerkt met wat ze noemen ‘vrijstelling van stempelcontrole’. Zij het aan een onwaarschijnlijk laag loon. Mocht ik geen fantastische vrouw hebben gehad – ik heb ze trouwens nog steeds – die het hele gebeuren genegen was en zoveel als mogelijk meehielp, had ik dat niet kunnen bolwerken. Of neem Erik Temmerman: die had ontslag genomen in het onderwijs. Er waren een paar mensen ingeschreven, andere hingen daar rond. Zo trokken wij onze plan. Op die manier was de Vooruit eigenlijk ten dode opgeschreven, maar onze redding was dat we al vanaf de start een aanvraag hadden ingediend bij Monumentenzorg om het gebouw als monument te laten klasseren. In 1982 zijn we gestart en in 1983 is die klassering er gekomen. Vanaf dan konden we een beroep doen op aanzienlijke premies, eerst en vooral om het gebouw in stand te houden en later om de restauratie voor te bereiden. Dat is een proces van 20 jaar geweest.” De Vooruit groeide zeer snel uit tot een vaste waarde in het Gentse cultuurleven: “Ondertussen waren we inhoudelijk en artistiek relatief opvallend bezig. De Vooruit had zichzelf op de kaart gezet als een plek waar jonge, creatieve en progressieve Gentenaars elkaar konden ontmoeten. Vlaanderen kon niet meer om ons heen. In de jaren 80 zijn er zoveel grote namen bij de Vooruit gepasseerd. En toen naar het einde van de jaren 80 zijn de subsidies er gekomen. Eindelijk! Na 7 of 8 jaar op volle toeren te hebben gedraaid. De eerste subsidie hebben we gekregen van de Stad Gent omdat we bij de restauratie van de opera en van de KNS onze zalen ter beschikking hadden gesteld, om te helpen. Er zijn een paar jaar opera’s doorgegaan in de Vooruit en een aantal stukken van NTGent. Toen kregen we wat steun van de Stad Gent, ook al wisten we dat dit geld was om onze loges wat deftiger te maken. Pas in 1990 kregen we voor het eerst subsidies van de Vlaamse Gemeenschap. De Vooruit is een heel moeilijk te beheren plaats: het is zo’n groot gebouw, dat je enkel kan overleven als er veel volk komt. Als je te niche werkt, dan is er te weinig volk. Daarom dus de rockconcerten, om breder te gaan. Dat is een ongelofelijk subtiel evenwicht dat erg moeilijk in stand is te houden. Als het té artistiek wordt, haakt er altijd wel iemand af. En omgekeerd ook, natuurlijk. Vanaf het moment dat je subsidies krijgt, word je onvermijdelijk geconfronteerd met een resem reglementeringen. Terecht natuurlijk. Voor ons was dat begin jaren 90 meteen de gelegenheid om alles dan ook meteen in orde te brengen qua sociale wetgeving (lacht).”
Nog tot 27 oktober heeft de Vooruit een aangepaste programmatie in het kader van Vooruit 100. De tentoonstelling over een eeuw Vooruit in het STAM loopt nog tot 1 december.
Beelden: (c) Vooruit