Eind jaren 70 vormden enkele leden van de scoutsgroep Don Bosco uit Sint-Kruis de punkband Red Zebra. In 1980 behaalden ze een finaleplaats in Humo’s Rock Rally en brachten in eigen beheer hun debuutsingle uit, de bijtende aanklacht I can’t live in a living room. Het nummer weerspiegelde perfect de toen heersende sfeer van sociale en maatschappelijke onrust.
Toen de 4 zestienjarigen Peter Slabbynck, Geert Maertens, Jan Dhondt en Luc De Prest in 1978 besloten de wereld te bestormen met punkmuziek doopten ze hun band braafjes The Bungalows. Nadat de leden effectief hun instrumenten konden bespelen, veranderden ze hun naam in het iets stoerder klinkende Red Zebra. Als Zebra Records produceerden de jonge snaken een eerste EP met 3 nummers, waaronder I can’t live in a living room, tot op heden hun bekendste nummer. Na nog een single (TV Activity) namen ze in 1981 het mini-album Bastogne op, alweer in eigen beheer. In 1983 volgde een eerste full album, Maquis, met daarop onder andere het nummer Lust.
“Wij waren de voorlopers van de tegenwoordig gehypte DIY-mentaliteit: ‘do it yourself’ was van in het begin ons motto en is het altijd gebleven. Dit begrip vat zeer precies onze toenmalige houding samen. Wij ademden en leefden punk”, zegt zanger Peter Slabbynck. Wat ons meteen brengt naar een eerste vraag: was Red Zebra nu een punkgroep of eerder new wave? “Je mag niet vergeten dat in die jaren alles tot bij ons kwam met vertraging, zeker tot in Sint-Kruis (lacht). De punkbeweging ontstond in Engeland en had als topjaar 1977. Maar er was nog geen MTV, geen Studio Brussel, dus punk sijpelt maar zeer geleidelijk binnen. Tegen dat punk hier goed en wel gelanceerd is, is die beweging in Engeland eigenlijk al over zijn hoogtepunt heen. Aan de andere zijde van het Kanaal zitten ze dan al volop in de new wave.” Voor Red Zebra is hun deelname aan de Rock Rally in 1980 een moment de gloire. De finale halen op de Rock Rally opende deuren, maar zelfs ervoor had Red Zebra al een reputatie opgebouwd. Zo kregen ze de kans om in december 1979 het voorprogramma voor The Cure te spelen, toen nog een grote new waveband in wording: “Onze muziek was toen al meer new wave. We openden voor The Cure in zaal de Cercle Royale, hier in Gent aan de Recollettenlei. Dat werd in meer dan een opzicht een memorabel optreden. Er was afgesproken dat wij mochten spelen op de installatie van The Cure. Dat ging over de PA, maar niet over de versterkers, zoals wij dachten. Onze kersverse manager heeft toen moeten lobbyen bij de manager van The Cure om te vragen of we hun versterkers mochten gebruiken. Zelfs Robert Smith was toen nog een broekventje van 18 jaar!” Dan komt de finaleplaats in de Rock Rally, een zinderend hoogtepunt: “Tijdens de Rock Rally spelen we I can’t live in a living room voor het eerst voor een live publiek . Onze drummer was zo nerveus dat hij de break in het midden van het nummer speelde. Achteraf kwam iedereen ons zeggen hoe goed ze het nummer wel niet vonden, zelfs met die rare break en dan nog in het midden (lacht).”Ook de Rock Rally bleek een memorabele passage: “ Je moet je dat eens proberen voorstellen: 4 piepjonge Bruggelingen die mogen optreden in Brussel. Fier dat wij waren! We hadden badges van Artis en we schreven daar een ‘t’ bij, zodat er ‘artist’ stond.En we waren dan gaan wandelen in Brussel en vonden de AB niet meer terug. Zo van die zaken.” Red Zebra raakte tot in de finale, maar de winnaar was The Machines: “Met zanger Paul De Spiegelaere, die onlangs jammer genoeg overleden is. Paul is trouwens nog producer geweest van Red Zebra. In 1980 waren De Brassers eveneens in de finale gestrand en later zijn we met hen op tournee geweest, de zogenaamde Trauma-tour.” Er waren verschillende soorten wave: new wave, no wave, electro wave, zelfs Belgian wave. Slabbynck en zijn Zebra’s waren meer te vinden voor het betere gitaarwerk: “Het was de periode van groepen zoals OMD. De synthesizer kent een enorme populariteit en er zijn meer en meer wave groepen die een elektronische basis hebben. Andere bands teerden meer op gitaarwerk, zoals The Cure, Bauhaus en The Sound. En Red Zebra.” New wave en post-punk bands waren hot, ook in België: “Denk maar aan de beginjaren van The Scabs, of uit Wallonië, The Names. Er was in die periode veel uitwisseling. Wij brachten platen uit in eigen beheer, zoals I can’t live in a living room dat eigenlijk het B-kantje van onze eerste single/EP was, en voor The Scabs bijvoorbeeld verkochten wij singles in Brugge of leverden we aan winkels. Zij deden dan het omgekeerde voor ons. Zo ging dat in die dagen. Of we organiseerden een festival in Brugge en nodigden de bands uit die we tof vonden. The Names bijvoorbeeld, om die ook in onze contreien een kans te geven, en Arbeid Adelt.” De wave en rockscene waren zeer levendig in de jaren 1980, weet Slabbynck: “Er was toen een apart circuit, met heel toffe zalen, een circuit dat bijna helemaal verdwenen is, namelijk de parochiezalen en jeugdclubs. Anderzijds waren er ook zeer leuke festivals, zoals het Paasfestival in Koningshooikt, met groepen als Fad Gadget op de affiche. En natuurlijk het Seaside Festival in De Panne waar we in 1982 optraden samen met groepen als Simple Minds en The Sound. ” Jongeren konden in die dagen popmuziek leren kennen via het legendarische programma Hitring, in primetime uitgezonden door de BRT en gepresenteerd door Kurt Van Eeghem: “Het belang van Hitring voor Belgische bands in de jaren 80 is niet te onderschatten. Het programma bood een platform aan Vlaamse schlagers, Belgische rock & pop en internationale hits en had een enorme impact. Wie op Hitring kwam, was verzekerd van een hele reeks optredens. Bovendien gaf het Belgische artiesten de kans om een videoclip op te nemen. Dat is nu onvoorstelbaar: de openbare omroep die aan jonge binnenlandse groepen de middelen ter beschikking stelde om op een professionele manier een clip te maken. Voor ons nummer The art of conversation bijvoorbeeld konden we dankzij Hitring een clip maken.
Aan dynamiek geen gebrek, maar hoe professioneel ging alles eraan toe? “Neem nu de opnames van Bastogne, ons eerste mini-album. Dat werd geproduceerd door Jean-Marie Aerts van TC Matic, een echte professional. In België was er geen gebrek aan goede studio’s, zeker niet. Eentje daarvan was ICP die aanvankelijk relatief goedkoop was in vergelijking met het buitenland. Toen er groepen als OMD en The Stranglers kwamen opnemen, gingen die prijzen uiteraard naar omhoog. Wie professioneel wilde werken, moest het wel kunnen betalen. Of neem nu Bilzen, dat festival werd georganiseerd door amateurs en vrijwilligers. Je moest daar dan ook niet te veel van verwachten, maar sfeer en ambiance was er des te meer. Let wel, wij waren zelf ook niet professioneel. Wij waren nog nat achter onze oren en vooral nog aan het studeren!” Hoewel het rock ‘n’ roll gehalte hoog bleef, ging Red Zebra het engagement nooit uit de weg: “Maatschappelijk protest was belangrijk voor ons. Zo had je Rock Against Religion of optredens van het Anti-Fascistisch Front. Ik probeerde mijn teksten altijd een boodschap mee te geven, werkte daar hard op. Dat engagement mis ik een beetje in de rockmuziek van vandaag. Trouwens, humor en zelfspot waren ook belangrijk voor ons.” Red Zebra is vooral bekend van Living room, maar ging dat succes verder dan onze landsgrenzen? “Wel, eerst en vooral: veel mensen denken dat I can’t live in a living room een grote hit was, maar dat was niet zo. Het was een B-kant die jaren later uitgroeide tot een klassieker, maar het was allesbehalve een instant hit. Het stond op veel verzamelalbums, waardoor veel mensen het nummer leerden kennen. Ook in het buitenland. We traden redelijk veel op in Nederland, in De Melkweg bijvoorbeeld, maar ook in Italië, Griekenland en Duitsland.” Red Zebra werd ook veel gevraagd om het voorprogramma voor enkele grote namen te verzorgen: “Ja, dat was ongelofelijk! We speelden voor The Cure, The Sound, UK Subs, The Undertones in de Vooruit, Simple Minds op Seaside. En nog later Killing Joke en The Sisters of Mercy.” Eén optreden springt eruit voor Slabbynck, om persoonlijke redenen: “Er was toen een grote unanimiteit over het meesterlijke van The Sound, de band van zanger Adrian Borland. Vraag het aan alle kenners en ze pikken From the lion’s mouth uit 1981 er uit als beste plaat. Voor mij bestaat er geen betere new wave plaat. Red Zebra heeft toch een paar keer hun voorprogramma mogen doen, onder andere in de Groene Meersen in Zedelgem, een mooi voorbeeld van kleinere zalen waar je toen de meest onwaarschijnlijke muziek kon gaan beluisteren.”
Red Zebra’s eerste volledige album “Maquis” komt uit in 1983. Singles zijn Lust/The beauty of the beast en Polar Club. Red Zebra draait nog enkele jaren op volle toeren, maar houdt het voor bekeken in 1986. Ieder gaat zijn eigen weg, tot in 1990 drie originele bandleden enkele reünieconcerten houden. In 1994 en 1997 komen er zelfs nog 2 albums. Dit jaar gaf Red Zebra op het Rewind-festival in de Gentse Vooruit zijn allerlaatste optreden. Het is nu officieel: Red Zebra is niet meer.
Beelden: (c) Seaside Festival
NB Peter Slabbynck werkt op dit moment aan een reeks The Sound-tribute optredens n.a.v. het overlijden van Adrian Borland, in 2014 precies 15 jaar geleden.
Bezoek ook ons YouTube kanaal met onder andere een verrassende TIJD VOOR 80 – Belpop afspeellijst!